Avondlezingen

De vijf avondlezingen worden in Gent gehouden en hebben als thema de bronstijd in westelijk Europa. Dankzij uiteenzettingen van vijf gekende archeologen willen we u een beeld geven van de bronstijd in Engeland, Frankrijk, Nederland en België. De lezingen zijn in het Engels, het Frans, en het Nederlands.

Inkom: gratis

Plaats en uur: 18.30, Het Pand, Onderbergen 1, 9000 Gent

Programma:

  • 16 januari 2013, Peter CLARK (Canterbury Archaeological Trust), How the Dover boat changed my life (in het Engels)

    Foto's van deze lezing vindt u hier!

De fantastische ontdekking van de 'Bronze Age Dover boat' kwam er totaal onverwacht. De boot werd bij toeval ontdekt tijdens een routinecontrole van infrastructuurwerken in 1992 in Dover. Archeologen werden er opeens geconfronteerd met een unieke en totaal nieuwe uitdaging: een prachtig bewaarde prehistorische boot kwam aan het licht op de bodem van een 6 meter diepe kuil, middenin een groot bouwwerf. Peter Clark, die toen verantwoordelijk was voor de studie en de bewaring van de boot -toch één van de grote archeologische ontdekkingen van de 20ste eeuw- zal jullie een meer persoonlijke reflectie bieden over de ontdekking, van de dag van de ontdekking tot de museale opstelling, over de studie en de conservering. Hij zal ook stilstaan bij de diepe impact van deze ontdekking op het wereldwijd archeologisch wetenschappelijk onderzoek. 

Peter Clark is sedert 1991 adjunct-directeur van de Canterbury Archaeological Trust. Hij studeerde archeologie aan de universiteit van Durham. Sedert de ontdekking van de boot in Dover heeft hij zeer veel tijd en energie geïnvesteerd in de verwerking van de archeologische data met betrekking tot de boot. Hij organiseerde diverse colloquia en conferenties over martieme archeologie en over de bronstijd. Hij is de uitgever van o.a. The Dover Bronze Age Boat, uitgegeven in 2003 door English Heritage, The Dover Bronze Age Boat in Context, Society and Water Transport in prehistoric Europe, Oxbow 2004 en Bronze Age Connections: cultural contact in prehistoric Europe, Oxbow 2009. Peter Clark is sedert jaren de voortrekker van een samenwerkingsverband tussen Engeland, Frankrijk en België en lag dus ook aan de basis van het Interreg IV A-project 'BOAT 1550 BC'.

         

  • 6 februari 2013, Roy VAN BEEK (Universiteit Leiden en Universiteit Gent), Van wildernis naar parklandschap. De dynamische relaties tussen mens en landschap in de Bronstijd van Nederland

In de laatste twee decennia hebben belangrijke veranderingen plaatsgevonden in het archeologisch onderzoek naar de landschaps- en bewoningsontwikkeling van de zandgronden van Nederland. Geleidelijk verschuift de nadruk van individuele ‘onderdelen’ van verleden samenlevingen (nederzettingen, grafvelden, cultusplaatsen) naar de studie van het cultuurlandschap als geheel, en van onderzoek gericht op specifieke tijdvakken naar een lange-termijn-perspectief. Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker dat deze gebieden veel dynamischer en diverser waren dan voorheen werd aangenomen. In de Bronstijd en IJzertijd werd de invloed van de mens op het landschap steeds groter, en zien we diverse opvallande veranderingen in omgeving en cultuurlandschap. In deze lezing worden die transformaties in beeld gebracht door middel van een combinatie van archeologische, bodemkundige en botanische bronnen.

Roy van Beek is onderzoeker aan de universiteit Leiden en deeltijds gastdocent (2010-2013) aan de universiteit Gent. Hij doctoreerde in 2009 aan de universiteit van Wageningen binnen een interdisciplinair project dat samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Amersfoort) werd uitgevoerd. Zijn onderzoek is gericht op de lange-termijn-geschiedenis van landschap en bewoning van Oost-Nederland tussen vroege prehistorie en Middeleeuwen.

     

  • 20 februari 2013,  Marc TALON (Institut National de Recherches Archéologiques Préventives-INRAP), Une eurorégion de part et d'autre de la Manche, il y a 3500 ans: l'entité culturelle Manche et mer du Nord à l'âge du Bronze (in het Frans)

Anders dan men op het eerste gezicht zou denken, vormen de Noordzee en het Kanaal geen grens, maar zijn ze eerder ruimtes voor contact tussen de bevolkingen die aan beide kanten van dit gebied leefden. Marc Talon ziet in het archeologisch materiaal, vanaf het laat Neolithicum (einde 2de millennium) voldoende argumenten om de eenheid tussen beide gebieden centraal te stellen. Hij verdedigt hierin de stelling dat er een culturele eenheid was, over het water heen, die hij, samen met Cyril Marcigny, als entité culturelle Manche-mer du Nord heeft gedoopt. Met wisselende intensiteit kan men deze eenheid volgen doorheen de hele bronstijd. Marc Talon zal in zijn uiteenzetting uitgebreid ingaan op deze stelling en dit illustreren met recente Franse ontdekkingen en vondsten, in confrontatie met Britse en Belgische data.

Marc Talon is projectdirecteur voor het archeologisch onderzoek rond het Kanaal ‘Seine Nord Europe’, dat het Parijse bekken met onze gewesten en Noord-Europa moet verbinden. In dit kader werden tientallen sites opgegraven, waaronder ook archeologische sites uit de bronstijd. Daarnaast is hij sedert decennia nauw betrokken bij de vele opgravingen op de bronstijd die door INRAP in Noord-Frankrijk worden uitgevoerd. Marc Talon is tevens lid van de Raad van Bestuur van de ‘Association pour la Promotion de l’Âge du Bronze en France’(APRAB).

   

  • 20 maart 2013, Eugène WARMENBOL (Université Libre de Bruxelles),  Het beeld van de bronstijd en de ijzertijd in de 19de en 20ste eeuw

De mensen uit de Metaaltijden, in het kort Kelten of Galliërs, want er wordt meestal geen onderscheid gemaakt tussen de Brons- en de IJzertijd,  zijn al langer dan vandaag bijzonder geliefd.  Zo mag blijken uit de sinds vele decennia populaire striphelden Asterix en Obelix, wiens materiële cultuur ergens halfweg tussen de beide Metaaltijden ligt. Onbekend is onbemind, zegt men : in ons geval evenwel betekent bemind alleszins niet bekend.

Die Eburon of Nerviërs zijn ondertussen ook gepromoveerd van Oude Belgen to Oudste Europeanen (« the Bronze Age : The first golden age of Europe » !), een « volk » dicht bij de natuur en drager van een « weten » ver boven de wetenschap. Ze zijn de helden van de New Age. De « barbaar » is een « natuurmens » geworden en de « stadsmens » tegenover hem de « barbaar ». Tweehonderd jaar historisch en archeologisch onderzoek lijken soms een maat voor niets en de extravagante verhalen uit de klassieke bronnen blijven opgang maken. Het duurde overigens tot 1884 voor de Bronstijd in België (h)erkend werd.

Voor onze allereerste geschiedschrijvers verjoeg Julius Caesar de bewoners van het Belgische grondgebied uit een Aards Paradijs, waar de mens geen wetten hoefde, maar alleen de voorouderlijke gebruiken kende, « want de Belgen waren op een natuurlijke wijze rechtvaardig ». Tijden veranderen…

 

     

 

 

  • 08 mei 2013, Quentin BOURGEOIS (Universiteit Leiden), Het ontstaan en de ontwikkeling van monumentale grafheuvellandschappen

Het grafritueel in het derde en tweede millennium voor onze jaartelling wordt gekenmerkt door het bouwen van zichtbare grafmonumenten. Gedurende deze twee millennia werden duizenden heuvels van plaggen opgeworpen, die allen een graf bedekken. Over heel Noord-West-Europa zijn er tienduizenden van deze grafmonumenten nog steeds zichtbaar in het hedendaagse landschap. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze heuvels al meer dan honderd jaar de basis van onze kennis over het laat-neolithicum en de bronstijd vormen. Er zijn er honderden opgegraven, en we weten vaak vrij goed wat er in zo’n grafheuvel ligt.

Deze honderden en duizenden grafheuvels liggen verspreid door het landschap en in vele gevallen vormen ze uitgebreide zones met grafmonumenten, zogenaamde grafheuvellandschappen. Dit zijn plekken in het landschap waar los verspreid tientallen (groepen) grafmonumenten liggen. Deze zones kunnen soms verschillende vierkante kilometers bedekken. Toch is het vrij moeilijk om dit soort verspreidingen van grafheuvels te begrijpen, waarom liggen sommige grafheuvels in bijvoorbeeld kleine rijen terwijl er anderen weg van deze structuren liggen? Hoe ontstonden deze landschappen en hoe ging men in de prehistorie om met de talrijke grafheuvels van eerdere generaties? Verschillende voorbeeldstudies in Centraal en Zuid-Nederland illustreren hoe het grafheuvellandschap in verschillende periodes op een specifieke manier werd uitgebouwd en aangepast.

Quentin Bourgeois is wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Universiteit Leiden. In januari 2013 doctoreert hij op een proefschrift met als titel Monuments on the horizon. The formation of the barrow landscape throughout the 3rd and the 2nd millennium BC. Hij is gespecialisserd in Noordwest-Europese prehistorie en werkt binnen het project “Ancestral Mounds.” Zijn onderzoek heeft betrekking opgrafheuvels en hun positie in het landschap.